Met de carrosserie op zijn kop kan ik de bodem goed doorlassen en stukken aanpakken waar ik niet eerder bij kon. Zoals de eindstukken onder de A-stijl, daar waar de spatborden moeten aansluiten. Omdat ik de nep-kokerbalkjes onder de portieren heb verwijderd (of althans wat daar van over was) moet ik die eindstukken verzinnen. Kan best zijn dat het later toch anders wordt, maar voorlopig vind ik het wel aardig zo. De onderzijde van de kofferbak lijkt rotter dan het is en wanneer alle roest is verwijderd is een goede laag beschermende lak voldoende. De verbinding van de bodemplaat met de achterkant had ik al voorbereid en kan nu ook worden gelast.
Alle naden in de bodem kit ik af zodat er geen water in kan spatten als we (over een paar jaar) de weg op gaan.
We rollen de carrosserie weer terug in de goede stand en zetten hem terug op de verrijdbare kar. Voordat ik nu verder ga wil ik een beter beeld krijgen over hoe strak het plaatwerk is en ik haal een blik polyesterplamuur waarmee ik aan de binnenzijde van de wielkasten wat experimenteer. Het lijkt een erg dikke laag die ik smeer maar nadat ik 90% weer heb weggeschuurd blijkt mijn testmagneetje overal te blijven plakken waaruit blijkt dat de resterende plamuur niet dikker is dan 1,5 mm op de dikste plaatsen. Ik las de doorvoeropening voor de tankvulpijp dicht (een belangrijke oorzaak van de enorme roest linksachter) en plamuur en schuur alle plaatsen waarvan ik denk dat ik er klaar ben en conserveer e.e.a. met een laagje menie. Zo krijg ik een aardig beeld van wat al gedaan is. Valt me niet tegen. Even denk ik aan een two-tone lak…, da’s nog ver weg.